Ik heb dramatherapie gestudeerd aan de Hogeschool van Utrecht, en werkte tijdens mijn studie samen met Sanderijn van der Doef van de World Population Foundation aan internationale voorlichtingsprojecten waarin theater en onderwijs samenkomen. In mijn afstudeerproject heb ik een onderzoek gedaan naar het belang van drama bij de fysiek-emotionele ontwikkeling van dove kinderen tot 18 jaar. Hiervoor heb ik een jaar minors gevolgd van de Nederlandse Gebarentaal (NGT 1 t/m NGT 4) en Dovencultuur.
Als dramatherapeut heb ik daarnaast ervaring in het werken met kinderen in het speciaal basisonderwijs.
Aangezien ik de eerste persoon was die dramatherapie kwam geven op SBO De Vogelhorst, heb ik een eigen manier van werken kunnen ontwikkelen en eigen doelen kunnen stellen. In het jaar dat ik daar stage liep, werkte ik met mijn cliënten aan de volgende doelen:
- Verstevigen van de bestaande afweer
- Vergroten van de gerichtheid op de ander
- Verbeteren van de sociale vaardigheden
- Leren samenwerken
- Uiten en reguleren van emoties
- Versterken van het zelfvertrouwen
- Verminderen van faalangst
Per cliënt kon mijn houding als therapeut verschillen, maar wat ik voorop stelde was dat de therapeut voor de cliënt iemand moet zijn waar de cliënt totaal zichzelf mag zijn. De cliënt moet zich geaccepteerd kunnen voelen en moet merken dat het geen fouten kan maken tegenover de therapeut waarop hij afgerekend kan worden. De therapeut dient veiligheid te bieden, zodat het kind een veilige therapeut-cliëntrelatie met de therapeut aan kan gaan.
Tijdens de therapieën op de Vogelhorst werkte ik veel met keuzes. De cliënt kreeg keuzes aangeboden, bijvoorbeeld door te mogen kiezen tussen twee activiteiten, tussen rollen, tussen met of zonder kostuum spelen, etc.
Dat ik mijn cliënten wil laten kiezen, kan ik onderbouwen vanuit de humanistische psychologie. Deze benadering gaat ervan uit dat de mens zelf in staat is keuzes te maken, en dat hij dit doet vanuit het gehele unieke en positieve in zichzelf. Tevens wordt er veel waarde gehecht aan betekenis, het doel of de waarde die de mens aan zijn handelingen en ervaringen toekent.
Bij mijn humanistische overtuiging dat elk mens in wezen een positieve kern heeft, past voor mij de supportieve werkwijze, zoals deze omschreven wordt in het Handboek Creatieve Therapie van Henk Smeijsters. Deze werkwijze heeft doelstellingen die in het humanisme en in de Rogeriaanse therapie terug te vinden zijn.
Verstevigen van de bestaande afweer
Er wordt vanuit gegaan dat er al een zekere afweer bestaat, een kracht waar je als mens uit kan putten. Door deze afweer te vergroten en te versterken, wordt een mens krachtiger waardoor hij minder snel overstuur raakt en zich niet laat meeslepen. Het versterken van de afweer van de cliënt bereik ik door te cliënt te bevestigen in wat hij doet, maar ook door hem uit te dagen. Dit laatste past goed bij het ontwikkelingsgerichte karakter van de supportieve creatieve therapie.
Ontwikkelen van controlemechanismen
Het ontwikkelen van controlemechanismen heeft te maken met ‘dingen wel of niet doen’. Keuzes maken. De cliënt kan kiezen of hij iets wel of niet doet; ook het niet-doen is een keuze. Dit komt vanuit de cliënt zelf en hij is uiteindelijk degene die kan aanvoelen of het goed is om te handelen op een bepaald gevoel.
Exploreren van (nieuwe) gedachten en gevoelens
Zoals Rogers zei, heeft iedere mens de wens om te groeien. Groeien doe je door nieuwe gedachten en gevoelens te ontdekken en te verkennen. Dit doe ik onder andere door een cliënt soms uit zijn veilige situatie te halen en hem te confronteren met een bepaalde rol, bijvoorbeeld door ineens een andere status aan te nemen. Ik heb ervaren dat cliënten hierdoor soms een grotere sprong in hun groei kunnen maken, doordat ze ineens geconfronteerd werden met gevoelens die ze nog niet eerder gevoeld hadden. Dit maakt de cliënt rijker, hij heeft nu immers meer ervaringen waaruit hij in komende situaties kan putten.
Zelfactualisatie (mogelijkheden van jezelf ontwikkelen, het exploreren van nieuwe gedachten, gevoelens en levenswijzen)
Ik ga ervan uit dat iedere mens veel mogelijkheden tot zijn beschikking heeft. Cliënten met een laag zelfbeeld zijn met veel van deze mogelijkheden echter niet of nauwelijks in aanraking geweest, of zijn hier negatief in bekrachtigd. Door de cliënt veel van zijn eigen mogelijkheden te laten ervaren, kan hij ze ontwikkelen. Dat wat de cliënt niet kent, kan hij niet ontwikkelen.